Werkstress neemt al jaren alleen maar toe. Dat heeft grote gevolgen, zowel maatschappelijk als economisch. Het ziekteverzuim schiet erdoor omhoog, wat voor organisaties en de economie slecht nieuws is. Burn-outklachten als gevolg van werkstress en hoge werkdruk treft vooral jonge mensen van tussen de 25 en 34 jaar. Dat is onder andere het gevolg van een klimaat waarin het draait om presteren en sneller en efficiënter werken. Dat is zorgwekkend te noemen. Hoe slecht is het gesteld met de werkdruk en wat kunnen werkgevers ertegen doen?
Werkdruk hoger dan ooit
Uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) van TNO en CBS die in 2018 gehouden werd blijkt dat 17,3 procent van alle werknemers in Nederland ernstige burn-outklachten heeft. Jaarlijks verzuimden werknemers 11 miljoen dagen als gevolg van werkstress. Dat kostte werkgevers inmiddels 2,8 miljard euro in het jaar. Twee jaar later kwam de coronacrisis erbovenop, en enkele maanden laten na de start daarvan gaf ruim een derde van alle werkenden in een peiling van Maurice de Hond al aan dat de werkdruk hoger was dan ooit als gevolg van de coronacrisis. De werkstress is het hoogst in de sectoren onderwijs, ICT, zakelijke dienstverlening en in de industrie. Onlangs bleek daarnaast ook nog dat een kwart van de medewerkers in de kinderopvang overweegt te stoppen vanwege te hoge werkdruk.
Het gesprek aangaan
Het is zowel in het belang van de werknemer als de werkgever om het gesprek aan te gaan over werkstress en het ervaren van hoge werkdruk. Belangrijk is om te achterhalen waar de schoen wringt, zodat er gericht een aanpak kan komen om ziekteverzuim te voorkomen. Die aanpak kan gericht zijn op het werk zelf, door iets te doen aan de hoeveelheid werk of de inhoud van het werk. Maar het kan ook zo zijn dat er een aanpak nodig is die zich richt op de veerkracht van de medewerker. Zo kan er geïnvesteerd worden in het aanleren van nieuwe vaardigheden die helpen om met stressvolle situaties om te gaan.
Bedrijven en organisaties kunnen ook de voor- en nadelen afwegen van het (tijdelijk) beschikbaar stellen van meer uren in de vorm van extra mankracht. Dit kost natuurlijk geld, maar wel op een aanzienlijk constructievere en productievere manier dan ziekteverzuim. Ook moet het niet zo zijn dat het ziekteverzuim van de ene medewerker door werkstress ervoor moet zorgen dat een andere medewerker met een extra hoge werkdruk te maken krijgt. Ook deze valt dan op termijn uit door werkstress.
Overal waar managers komen stijgt de werkdruk en stress.
Veel van de tijd die vroeger aan werk werd besteed wordt nu gebruikt door registratie om de statistiek te vullen van de manager. Een manager heeft geen flauw idee wat de problemen zijn van de mensen waar hij leiding aan geeft. Hij kijkt naar de cijfers en stuurt bij. De oplossingen van problemen waar een manager mee komt zijn in de praktijk nooit werkzaam maar op papier en binnen zijn bedachte systematiek wel. Feitelijk is een praktisch werken zoals vroeger ingeruild voor een werksysteem wat eerstens de manager dient en pas daarna het uit te voeren werk.
Sinds er managers zijn bij de gezondheidszorg, onderwijs, politie, leger, ambtenarij en politiek (Nederland wordt bestuurd door management denken) functioneert er niets meer. Op papier klopt het maar in de praktijk heb je overal te weinig personeel, of verkeerde en/of ook te weinig materiële zaken die het werk moeten ondersteunen.
Vormen managers het overgrote deel van de VVD- en D66-achterban?
De ‘werkdruk’ wordt niet zozeer opgelegd door ‘productief werken’, maar vooral door het steeds maar uitbreiden van de bureaucratie, om in de behoeften van de bureaucratie te voorzien.