Toen drie jaar geleden een aantal wetenschappers waarschuwde voor een onvermijdelijke daling van de huizenprijzen (tot wel 20%), werd daar hoegenaamd geen acht op geslagen. De banken spraken hooguit van een milde afvlakking -met slechts enkele procenten- en over een daaropvolgende gezonde ‘doorstart’.
Inmiddels weten we beter en staat de huizenmarkt aan de vooravond van een diepe crisis die het publieke denken over schuld en bezit weleens voor altijd zou kunnen veranderen. In de beleving van velen was het bezit van een huis ‘absoluut’ en de schuld daarop ‘relatief’, nu dreigt dit beeld volledig om te slaan. Bezit blijkt een wankel begrip ten opzichte van de hypotheekschuld. Die moet immers altijd worden terugbetaald.
Zoals altijd het geval is doen momenteel de wildste geruchten de ronde als het gaat om de daling van huizenprijzen. Sommige doemdenkers verwachten zelfs dat er binnenkort een moment gaat komen waarop het moeilijk –zo niet onmogelijk wordt- om de echte waarde van een huis – en dus van de prijs- te bepalen. Ik behoor tot die groep.
Waarschijnlijker is dat er in de praktijk nu al sprake van prijsdumping zou zijn, ware het niet dat makelaars de prijzen kunstmatig hoog houden –onder het motto van realisme- en vooral de banken terughoudend zijn in het al te scherp optreden tegen die huizenbezitters die ‘onder water’ zijn of dat dreigen te worden. Het is te vroeg om hier van maatschappelijk gedrag van de banken te spreken. Als er namelijk écht grote verschillen gaan ontstaan tussen de hypotheek van mensen en de werkelijke waarde van hun bezit zullen banken tussen twee kwaden moeten kiezen, namelijk óf het verschil innen (bij huizenbezitters waar dan niets meer te halen is), óf hun hypotheekportefeuilles afwaarderen met alle gevolgen van dien voor de kapitaalpositie van de banken. Lees verder op RTLZ


