Vervolg van deel 1 | Waar we de arbeidssituatie van de werknemer bekeken hebben en we de grote knelpunten hebben belicht met aanbevelingen, veranderen we nu het geweer van schouder en focussen we op de werkgever, de ondernemer. Dit is de man en vrouw die naast zichzelf ook anderen te werk stelt, een toekomst probeert op te bouwen voor allen. En die ondernemer krijgt het almaar moeilijker…
Faillissementen
Nooit eerder gingen (in België) zoveel bedrijven over de kop als in september 2013: namelijk 1332 stuks. Dit jaar lijkt ook alle records te breken met 8904 faillissementen in 9 maanden, 12 % meer dan in 2012 wat op zich al een recordjaar was. Ondernemen in deze crisistijd is dus heel gevaarlijk want de kans op een faillissement wordt steeds groter. In Nederland gaan er zo’n 26 bedrijven per dag failliet, let wel, dat is nog zonder eenmanszaken!! Werknemer, onthoud het voglende: uw baas riskeert zijn bezit, zijn geld, zijn eigen financiële- en beroepstoekomst, ook en zeker voor ù! Gevolg is dat minder en minder ondernemers het aandurven om nog te starten: 9,3 % al minder dan in 2012, en toen lag het cijfer al lager dan in 2011.
De grootste hinderpalen
Werkgevers noemen de regeldruk vanwege de overheid “alarmerend” : administratieve lasten, geen transparantie van regels en wetten die dan ook nog eens regelmatig veranderen – de enorme bureaucratie in één woord. Nochtans bestaat er in Nederland een “regeldrukwaakhond” genaamd ACTAL, maar is dat een pitbull of eerder een chihuahua…? Op de tweede plaats komt: te hoge belastingen, heffingen, bijdragen. In België gingen in oktober 2013 zo’n 40.000 zelfstandigen de straat op in een ware taksrevolte. De ondernemende burger in opstand!
Conclusies
Hier is het dus de overheid die dringend werk moet maken van het verbeteren van de omstandigheden voor starten en opereren door ondernemers. Tenslotte: zonder ondernemer, werkgever, ook geen werknemer – en dan bent u, overheid, weer meer kwijt aan werkloosheidsuitkeringen! Van de werknemer kan wel gevraagd worden om begrip voor de standpunten en situatie van de werkgever; hij opereert eveneens in moeilijke omstandigheden. Wel moet gesteld worden dat van de twee partijen – werknemer en werkgever – deze laatste en zeker in crisistijd toch de machtigste is, en dat hij/zij dan ook de eerste stappen moet zetten…
Op http://www.socialevraagstukken.nl/site/2013/10/10/een-baan-is-ook-in-crisistijd-het-beste-medicijn-tegen-armoede/ lees ik o.a. het volgende:
“Een baan is ook in crisistijd het beste medicijn tegen armoede
Roeland van Geuns 10 oktober 2013
Een baan is ook in crisistijd het beste medicijn tegen armoede
Is werken het beste medicijn tegen armoede? Zo lijkt het, voor velen, zelfs in tijden van crisis. En zeker, ook in tijden van crisis is activering de beste manier om uit de armoede te komen. Ook al loont dat niet meteen, dan toch in elk geval later. Maar armoede uitbannen door iedereen aan een baan te helpen is een illusie volgens Roeland van Geuns. Inkomenssteun blijft nodig.”
Maar dan moeten dat geen onzekerheidbiedende flexbaantjes wezen!
De definities; de werkgever ‘geeft’, de wernemer ‘neemt’ verdienen enige moderatie.
De relatie is een doctrine. Geven en nemen. Deze taalkundige farce dient eerst te worden geelimineerd alvorens enige progressie binnen deze voedselketen te kunnen bewerkstelligen.
Biflaten.