Na correcte integratie het Reverse Debt System openen zich steeds meer perspectieven om onze economie te herstellen. In dit artikel gaan we dieper in op de zogeheten koopkrachtpariteit. Om niet verstrikt te raken in een gigantisch kluwen beperken we ons tot de naakte eenvoud. Het kwalitatieve idee primeert immers op de praktische uitwerking, hiervoor kunnen we beroep doen op de expertise van velen. We openen met wikipedia:

Koopkrachtpariteit

Koopkrachtpariteit (KKP) wordt ook wel aangeduid met de Engelse term “purchasing power parity” (PPP). Het is een manier om de koopkracht van twee landen te vergelijken. De wisselkoers op de financiële markten wordt in belangrijke mate bepaald door de prijzen van de op de wereldmarkt verhandelde goederen en diensten, maar dit is vaak een heel ander pakket van goederen en diensten dan dat wat de mensen in het dagelijkse leven consumeren.

Vertekend beeld

Het inkomen per hoofd in dollars kan daarom een sterk vertekend beeld geven van de werkelijke koopkrachtverhoudingen. De rijkdom van relatief rijke landen wordt hierdoor over het algemeen sterk uitvergroot, evenals de armoede van relatief arme landen. De mensen in de arme landen consumeren namelijk veel goederen en diensten die ter plaatse, met de lage arbeidskosten van die landen, geproduceerd worden, zodat de kosten van levensonderhoud hier (over het algemeen: er zijn natuurlijk altijd uitzonderingen) veel lager zijn dan in rijke landen. Zo bedroeg, bijvoorbeeld, in China het inkomen per hoofd tegen de officiële wisselkoersen 1400 dollar, terwijl dit in koopkrachtpariteit 6200 dollar zou zijn (vergeleken met het Amerikaanse prijspeil). Omgekeerd bedraagt het inkomen per hoofd in Japan tegen de officiële wisselkoers 37.600 dollar, terwijl dat in koopkrachtpariteit slechts 31.400 dollar zou zijn (vergeleken met het Amerikaanse prijspeil).

Big Mac Index (BMI)

Vroeger werd in de economische literatuur bijna uitsluitend cijfers van het inkomen tegen de officiële wisselkoers gebruikt, hetgeen vaak een verwrongen beeld gaf. Tegenwoordig gebruikt men steeds vaker cijfers op basis van koopkrachtpariteit. Dat is niet altijd een verbetering. Wanneer het gaat om vergelijking van de invloed op de wereldmarkt, zijn de cijfers tegen officiële wisselkoers namelijk relevanter. Bovendien kan er verwarring optreden als niet heel duidelijk wordt aangegeven op welke grondslag de voor een vergelijking gebruikte cijfers berusten. Een versimpelde versie van de koopkrachtpariteit is de Big Mac index van The Economist. (einde citaat)

Synchronisatie

In praktijk vinden we veel voorbeelden van de Big Mac Index, kleurrijk en iets technischer van aard. Deze vereenvoudigde voorbeelden volstaan ruimschoots om de dynamiek te begrijpen, binnen het brede spectrum van een monetaire reset is ook dit een belangrijk aspect. Finaal is dit eenvoudig, de prijs van een Big Mac wordt vergeleken per land, afgezet tegen een referentieprijs die 100% weerspiegeld, in dit geval de USD. Op dezelfde manier kunnen alle prijzen met elkaar vergeleken worden. De synchronisatie van de koopkrachtpariteit wil eenvoudig zeggen dat we de levensduurte in alle landen op hetzelfde niveau brengen. Er zijn verschillende scenario’s mogelijk, om niet te verzanden in de complexiteit van verschillende valuta’s is het raadzaam om simultaan een wereldmunt in te voeren. Een beeld zegt meer dan duizend woorden:

big mac index

Verbeeldingskracht

Als denkexperiment zal enige verbeeldingskracht aan de orde zijn maar laat ons veronderstellen dat we dit als maatschappelijk doel stellen. De voorspelling is dat verschillende reacties kunnen opwellen, mits toepassing van biflatie kunnen we echter wel dit synchronisatieproces in versneld tempo realiseren. De vraag stelt zich niet of we dit kunnen, de vraag is of we dit wel willen. Stel dit en stel dat, wat als, nee want, ja maar en diens meer … elke verandering is een verslechtering, zelfs een verbetering. We kunnen slechts de suggestie wekken, uw mening?