U wist het al, maar ik las het pas dit weekend, toen ik me na de vakantie door de oude kranten heen werkte. Bij het voormalige Organon in Oss verdwijnen meer dan 2000 banen. Het is een industrieel drama, vergelijkbaar met de ondergang van Fokker in 1996. En net als veertien jaar geleden leidt de teloorgang van Organon tot veel gerommel in de onderbuiken van de industriële en politieke elite. Hoe kon Nederland dit laten gebeuren? Waarom deed Den Haag niets? Waar is de regie?
Het gevoel overheerst dat Den Haag in actie had moeten komen. Het Nederlandse economische beleid heeft gefaald, vinden velen. De van reces teruggeroepen Tweede Kamer wil in meerderheid dat het industriebeleid nieuw leven wordt ingeblazen. Op initiatief van het CDA organiseert de Kamer na de zomer een speciale hoorzitting daarover.
De christendemocraten voelen de tijdgeest goed aan. Sinds de kredietcrisis is de markt uit, en overheidsingrijpen weer helemaal in. Deregulering van de financiële sector is jammerlijk mislukt en het is aan het doortastende optreden van de politiek te danken dat de economie niet volledig uit de rails liep. De kredietcrisis heeft de overheid nieuw zelfvertrouwen gegeven. De samenleving mag misschien niet maakbaar zijn, de economie is dat wel.
Maar de lijn tussen zelfvertrouwen en overmoed is dun. Banken redden is één ding, de toekomstige richting van de Nederlandse economie bepalen is heel wat anders. Want dat is waar het bij industriepolitiek in de kern altijd om draait: ambtenaren en politici die kiezen waar Nederlandse bedrijven goed in zouden moeten zijn.
Watertechniek heeft de toekomst, zegt de ene Haagse werkgroep. Nanotechnologie gaat het helemaal worden, roept de andere. Biotech, klinkt het uit werkgroep nummer drie. Een taskforce van beleidsmakers wil vol inzetten op groene energie, weer een andere op logistiek. Of moet het toch de creatieve industrie worden waar Nederland zijn geld mee zal verdienen? Welnee, net als vroeger moeten we het hebben van een innovatieve landbouw. Of van de gezondheidsindustrie, maar dan moet de overheid de ontslagen onderzoekers van Organon wel zo snel mogelijk gesubsidieerd emplooi geven in een nieuw op te richten ‘lifesciencepark’.
Het juiste antwoord is natuurlijk dat niemand nu kan weten waar Nederland over vijftig jaar goed in zou moeten zijn. Daarom is de enige zekerheid die industriepolitiek biedt dat het overgrote deel van de moeite en subsidies tevergeefs is.
Goede kans dat terwijl Den Haag zich druk maakt over het bepalen van ‘sleutelgebieden’ en ondernemersverenigingen zich de blaren op de tong lobbyen om te zorgen dat hun sector niet wordt vergeten, de economie een heel andere kant op gaat. Die van de zakelijke dienstverlening bijvoorbeeld. Of van de industriële services. Wie zal het zeggen? Moet de politiek dan helemaal niets doen? Jawel, in plaats van op specifieke industriepolitiek moet het beleid zich richten op generiek innovatiebeleid. Den Haag gaat niet over de richting van de economie, wel over de randvoorwaarden.
Enkele jaren geleden vatte de Franse innovatie-econoom Philippe Aghion de kennis op dit gebied in acht pagina’s samen. In zijn ‘Primer on Innovation and Growth’ zet hij de factoren voor een succesvol technologiebeleid op een rij. Bovenaan op zijn lijst staan uitmuntend hoger onderwijs, concurrentie en een flexibele arbeidsmarkt.
Een slimme beroepsbevolking, een dynamisch bedrijfsleven en een activerende arbeidsmarkt, daar krijg je een innovatieve economie van. Niet van misplaatst dirigisme van Kamerleden, niet van ambitieuze beleidsdoelstellingen en zeker niet van treuren over ontslagen onderzoekers in Oss – hoe droevig de situatie voor de betrokkenen ook is.
Volgens mij snapt de schrijver niet helemaal dat de kredietcrisis het kindje is van de overheid in samenwerking met banken. Zij hebben fiat geld gecreerd (monopoly geld) en zij hebben regels gesteld aan de fractie-reserves die banken zouden moeten aanhouden. Daar heeft de markt helemaal geen ene fluit mee te maken.
Iedere overheidsinmenging is fataal op de markt en de hele economie want geen enkel ambtenaren groepje, hoe kundig zij ook moge zijn, kent op een bepaald moment de totale som van vraag en aanbod. Deze veranderd ook iedere seconde! Daarom zal ieder overheidsbeleid altijd een kromme en slechte werking van de markt bewerkstelligen.