Volgens berekeningen van het Centraal Bureau voor de Statistiek geeft een Nederlands huishouden gemiddeld €32.500,- per jaar uit. Hiervan is €4.320,- betaald aan indirecte belastingen zoals btw en accijnzen. Dat is ruim 13% van iedere uitgegeven euro. De hoogste inkomens betalen naar verhouding minder indirecte belastingen dan de middeninkomens.

Bijna 60% van de indirecte belastingen die huishoudens betalen bestaat uit omzetbelasting (btw). In 2010 was een gemiddeld huishouden €2.560,- kwijt aan btw. Hiervan kwam bijna €2.170,- voor rekening van btw die betaald werd over goederen en diensten die onder het hoge, algemene, tarief van 19% vallen.

Voor een aantal producten en diensten zoals levensmiddelen, boeken en fietsenreparaties geldt het lage btw-tarief van 6%. Ongeveer een vijfde van de totale bestedingen van huishoudens valt onder dit lage tarief. In 2010 was een doorsnee-huishouden bijna €400,- kwijt aan btw over goederen en diensten waarvoor dit lage tarief van toepassing is.

Behalve btw worden over producten waarvan de overheid het gebruik wil ontmoedigen ook accijnzen geheven. Per huishouden was hiermee een bedrag van gemiddeld €960,- gemoeid. Dat is ruim 20% van wat er in totaal aan indirecte belastingen betaald wordt. Van de accijnzen vormde de belasting op brandstoffen met €490,- de grootste kostenpost. Ook werd er met gemiddeld €330,- per huishouden flink extra betaald voor sigaretten en andere rookwaren. Daarnaast betaalde een gemiddeld huishouden €390,- aan motorrijtuigenbelastingen, terwijl de milieubelastingen €330,- kostten.

Van iedere euro die huishoudens uitgaven gaat dus 13 cent naar indirecte belastingen. Het bedrag varieerde over de tien onderscheiden inkomensgroepen van minder dan 13 cent tot meer dan 14 cent van het besteedbaar inkomen. De laagste en hoogste inkomens betaalden naar verhouding het minst.

Opvallend is dat de hoogste inkomens per uitgegeven euro minder aan indirecte belastingen kwijt zijn dan de middeninkomens. Dit komt doordat ze naar verhouding meer uitgeven aan producten en diensten die vrijgesteld zijn van btw zoals scholing en sport. Ook besteden ze relatief minder aan roken, alcohol en frisdrank. (Bron: CBS, C. Kruiskamp)