Verdiende in 2000 nog 39% van de vrouwen met werken ten minste het bijstandsniveau van een alleenstaande, in 2008 was dat 46%. Het verschil in het gemiddelde inkomensniveau met mannen bleef echter in deze periode constant. Bij mannen lag het aandeel economisch zelfstandigen in 2000-2008 steeds rond de 70%. Door de groei van de economische zelfstandigheid onder vrouwen in deze periode is het verschil tussen vrouwen en mannen op dit gebied dus kleiner geworden.
Het verschil in economische zelfstandigheid komt deels doordat vrouwen dikwijls minder uren gaan werken of stoppen met werken na de komst van kinderen, terwijl weinig mannen hun arbeidspatroon dan aanpassen. Deze rolpatronen zijn echter aan het veranderen. Gesteund door het gunstige economische klimaat kwamen vooral tussen 2006 en 2008 meer vrouwen aan het werk. Ook gaan steeds minder vrouwen korter werken na de geboorte van hun eerste kind.
Onder meer doordat ze vaak in deeltijd werken, hebben economisch zelfstandige vrouwen gemiddeld aanmerkelijk minder inkomsten uit arbeid of een eigen zaak dan mannen. In 2008 bedroeg het bijstandsniveau van een alleenstaande €834,- per maand. De economisch zelfstandige vrouwen verdienden met werken gemiddeld 2,4 maal dit bedrag, de mannen 4 keer zoveel. Dit verschil in inkomen tussen vrouwen en mannen bleef gedurende de hele periode 2000-2008 constant.
Iemand is economisch zelfstandig wanneer zijn of haar inkomsten uit betaald werk (arbeid of eigen onderneming) meer dan 70% van het nettominimumloon bedragen. Dit is het bijstandsniveau van een alleenstaande. In 2008 lag de grens voor economische zelfstandigheid op €834,- per maand. Uitkeringen, huurtoeslag, kinerbijdrage en inkomsten uit ver vermogen dragen niet bij tot de economische zelfstandigheid.
De levensfase van mensen is een belangrijke bepalende factor voor de mate waarin zij economisch zelfstandig zijn. Het niveau van economische zelfstandigheid groeit bij vrouwen het snelst tot circa 30 jaar, de leeftijd waarop veel vrouwen kinderen krijgen. Daarna blijft de verhouding tussen inkomsten uit betaald werk en het bijstandsniveau van een alleenstaande vrijwel stabiel. Bij mannen neemt de mate van economische zelfstandigheid sterk toe tot hun veertigste. Ook daarna is er nog sprake van enige groei, maar na het 55e levensjaar neemt het niveau van economische zelfstandigheid rap af. Vanaf die leeftijd gaan vooral mannen meer in deeltijd werken, bijvoorbeeld door gebruik te maken van leeftijdgebonden regelingen die zich ondermeer richten op vermindering van de wekelijkse arbeidsduur. Hierdoor neemt het inkomen af en bijgevolg ook het gemiddelde niveau van economische zelfstandigheid. In de leeftijdsgroep vanaf 55 jaar is ook het aandeel economische zelfstandigen beduidend lager dan onder jongere mensen. Dit blijkt uit gegevens van het CBS.