Als je op zoek gaat naar de reden waarom goud zo’n belangrijke rol speelde en nog steeds speelt in ons monetaire systeem – hoewel velen het tegenwoordig beschouwen als een barbaars relikwie – kom je automatisch voor vragen te staan als:
- Waarom goud en niet bijvoorbeeld platina
- Is schaarsheid de echte reden achter de waarde van goud
Een aantal jaren terug kwam ik met dit Stock-to-Flow begrip in aanraking door Philip Barton, de drijvende kracht en oprichter van The Gold Standard Institute. En dan blijkt ineens dat er zich een aantal mensen al lang met deze materie hebben bezig gehouden. Prof. Fekete en enige van zijn volgelingen zoals Sandeep Jaitly en Keith Weiner. Opvallend is wel, dat allen hebben te maken met de Oostenrijkse School.
Het begrip Stock-to-Flow ratio
Deze ratio is het verhoudingsgetal tussen de bovengrondse voorraden en de jaarlijkse productie. Als we als voorbeeld goud nemen dan is er totaal bovengronds zegt men 172.000 ton. De jaarlijkse productie zegt men is 2.700 ton. Hieruit komt het getal van ca. 64. Er is dus 64 jaar voorraad t.o.v. de productie. Voor willekeurig welke andere commodity dan ook, zult u altijd lagere getallen vinden. Ook voor zilver. Ik wil hier absoluut buiten beschouwing laten of deze getallen nu 100% juist zijn of niet, maar algemeen worden deze cijfers gehanteerd. Mensen die mijn stukjes kennen weten dat ik daar grote twijfels aan heb.
In Gold we trust – 2013
Enkele dagen terug las ik het nieuwe goudrapport van Ronald Stöferle ‘In Gold we trust – 2013’. Een rapport wat hij nu al meerdere jaren achter elkaar publiceert. Zeer lezenswaardig, zelfs al zou je helemaal niet achter goud staan. Ook Ronald Stöferle benadrukt nog eens de essentiële rol van dit Stock-to-Flow begrip en geeft daarover de volgende kenschets in zijn laatste rapport.
Het grootste misverstand in de goudsector
Er is een groot verschil tussen de commodity’s, die kunnen worden verklaard vanuit een consumptiemodel (zoals olie, koper en agrarische producten) en commodity’s die worden aangekocht om te dienen als investeringsbuffer (zoals goud, diamanten en kunst). De economische waarde van een consumeerbaar goed komt tot uiting op het moment dat het vernietigd wordt of verbruikt. De economische waarde van investeringsvehikels ligt juist in het bezit ervan en een latere verkoop.
Daarom hebben industriële grondstoffen lagere Stock-to-Flow ratio’s, hetgeen betekent dat deze voorraden gewoonlijk slechts een vraag van enkele maanden of nog minder kunnen dekken. Als er helemaal geen voorraden zouden zijn, zou dat betekenen dat vraag en aanbod exact met elkaar in balans zijn. Echter, als er wel grondstoffenvoorraden zijn, kan de vraag (consumptie) natuurlijk tijdelijk de productie overtreffen. En omdat in de regel de voorraden van consumeerbare grondstoffen voorraden laag zijn, zullen de prijzen vooruitlopend op verwachte overschotten of tekorten heel snel reageren, door te stijgen of te dalen en zodoende vraag en aanbod weer in balans brengen.
En nu blijkt dat in tegenstelling tot de consumeerbare commodity’s, goud maar ook in mindere mate zilver, een groot verschil vertonen in wat er jaarlijks geproduceerd wordt t.o.v. de bovengrondse beschikbare voorraden.
Daarom gaan wij ook verder uit van gedachtegang dat goud niet zo waardevol is vanwege haar schaarsheid, maar juist van tegengestelde:
Goud heeft zo’n hoge relatieve waarde juist vanwege het feit dat de jaarlijkse productie zo klein is t.o.v. de bestaande voorraden. Met andere woorden: het is niet alleen de schaarsheid, maar de relatief constante voorraad die goud zo uniek maakt! Dit houdt mede in dat de jaarlijkse productie van weinig invloed is op het prijspeil. Deze unieke eigenschap is over een reeks van eeuwen zo ontstaan en kan niet zomaar even worden weggecijferd.
Nog een belangrijke eigenschap van Goud
Naast het reeds genoemde aspect is er nog de ‘marketability’. In het kort komt het hierop neer dat hoe gewilder het is te handelen met een bepaalde grondstof als ruilobject, des te meer zal het zijn waarde als ultiem geld bewijzen. (Zie hiervoor Carl Menger ‘Theory of Marketability’). Anders gezegd:
Goud en zilver danken hun monetaire status niet aan hun vermeende schaarsheid, maar aan hun superieure Marketability.
En gezien vanuit deze zienswijzen is er dus een cruciaal verschil tussen andere vormen van waardeopslag dan in goud en zilver, zoals vastgoed, diamanten en kunst. Al deze andere vormen zijn moeilijk te liquideren (te gelde te maken) in een crisis situatie. Dit is vermoedelijk tevens de reden waarom Centrale Banken aan hun goudvoorraden vasthouden en niet zozeer aan vastgoed, kunstobjecten of andere grondstoffen als hun ‘echte’ reserves.
Mijn conclusie
Het is Ronald Stöferle weer eens gelukt een goed en coherent verhaal neer te zetten over goud als monetair item, waarin ik mezelf goed kan herkennen. Toegegeven, hij spreekt vanuit een bepaalde achtergrond en visie. Maar m.i. valt er weinig af te dingen op de argumenten die hij aandraagt en ik zou een ieder willen aanraden zijn rapport, dat overigens 54 bladzijden telt en wel iets meer behandelt dan hier aangegeven, te lezen.
Hier vindt u de link naar zijn rapport:
http://www.incrementum.li/research-analysis/in-gold-we-trust-2013/
Bron: Ronald Stöferle
De invloed van goud op de balansen van de centrale banken:
The regular quarterly revaluation meant that the Eurosystem’s gold holdings fell 115 billion euros ($149.5 billion dollars). Gold prices fell by nearly 25% in dollar terms in the second quarter. In euro terms, the ECB used a price of EUR919.9 per fine ounce in its revaluation. http://blogs.wsj.com/economics/2013/07/03/golds-slump-dings-european-central-banks-balance-sheet/
De lagere stock to flow ratio van zilver, door industrieel gebruik, en haar eveneens barbaarse karakter als monetair metaal, zal haar procentueel meer laten stijgen in fiat currency dan goud.
Zeggen ze.
Duh.
Mijn persoonlijke ratio is 3. In beide barbaarse relikwieen overigens.
Dat klinkt niet best houtskool met die ratio van 3 voor beiden nog wel. Maar troost je, vele mensen begrijpen dit onderwerp gewoon niet echt. Dat blijkt iedere keer weer als ik er eens iets over vertel. Het kan natuurlijk ook zo zijn, dat ik te moeilijk schrijf.