Het CBS heeft ooit een indicator in het leven geroepen die het vertrouwen van de Nederlandse consument in de economie meet. Dat wordt gedaan aan de hand van hun mening over de economische situatie van het afgelopen jaar en het komende jaar. De indicator van het vertrouwen is een saldo van het aantal negatieve en positieve antwoorden. Tevens wordt er gemeten wat de koopbereidheid van de gemiddelde Nederlander is.
Nederlandse consumenten waren in mei 2011 vooral somberder over de economische situatie in de afgelopen 12 maanden. In het midden van 2007 dook de indicator in de min verblijft daar nu nog steeds, de indicator van het consumentenvertrouwen kwam uit op -10. Tijdens de kredietcrisis dook het consumentenvertrouwen twee keer onder de -30. Dat was in juli 2008 en maart 2009. De koopbereidheid van de Nederlander verbeterde wel een fractie, maar bleef laag. De stemming over het economisch klimaat was in mei pessimistischer dan in april. Deze deelindicator van het consumentenvertrouwen daalde met 3 punten en kwam uit op -9.
De deelindicator koopbereidheid verbeterde met 1 punt en kwam uit op -11. Daarmee is de koopbereidheid nog altijd laag. De geringe verbetering in mei kwam doordat consumenten de tijd gunstiger vonden voor het doen van grote aankopen. Wat enigszins contradictisch is dat ze over hun eigen financiële situatie wel weer pessimistischer waren dan in april, misschien toch nog maar even wachten met de aankoop van die nieuwe flatscreen tv
Waren de Nederlanders dan wel ergens positiever over? Ja, Nederlanders denken positiever over sparen. Ondanks dat de spaarrente zich nog steeds op een laag niveau bevindt. In april 2011 was het aandeel consumenten dat verwacht de komende 12 maanden geld opzij te kunnen leggen ruimschoots groter dan het percentage dat inschat dat dit niet lukt. De gemiddelde euroburger is echter een stuk pessimistischer. Met hun optimisme over de mogelijkheid het komend jaar geld te kunnen sparen onderscheiden de Nederlanders zich binnen Europa. Het saldo van positieve en negatieve antwoorden op de vraag of de consument de komende 12 maanden geld opzij denkt te kunnen leggen kwam in april 2011 uit op 29. Alleen Finnen, Luxemburgers en Zweden waren nog optimistischer. Gemiddeld hebben echter in de Europese Unie al bijna tien jaar de pessimisten de overhand.
Nederlanders vinden nog steeds de tijd gunstig om te sparen, maar ze waren in april aanzienlijk minder positief dan in maart, aldus het CBS. Het saldo van positieve en negatieve antwoorden daalde van 59 naar 52 en bereikte daarmee het laagste punt in zeventien jaar. Gemiddeld in Europa vinden consumenten de laatste maanden de tijd juist wat gunstiger om te sparen. Italianen en Denen vonden de tijd om te sparen uitgesproken gunstig. Inwoners van Hongarije, Malta, Letland, Bulgarije en Portugal vonden de tijd juist uiterst ongunstig om te sparen.